De Open Poort in Harmelen is een veelkleurige protestantse gemeente, waar mensen op verschillende manieren geloven in Jezus Christus. Ik ben er met veel plezier predikant en voel er de ruimte om te zijn wie ik ben. Na de doopdienst van 26 mei vertel ik over ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Ik leg uit dat het boek draait om de vraag of Jezus de Zoon van God is en hoe ik tot een persoonlijk antwoord kom op die voor mij belangrijke vraag.
‘En wie ben ik volgens jullie?’ zet in met een vraag die aan het begin van mijn predikantswerk steeds belangrijker voor me wordt. De vraag: ‘Wie is Jezus voor mij?’ Gelovigen die ik ontmoet, beantwoorden die vraag op twee verschillende manieren. Voor de één is Jezus een bijzonder mens, die voorleeft wat goed leven is en hoe je dat doet. Anderen beschouwen Jezus als Zoon van God, als grond van hun bestaan. Jezus is de mens in wie God zich voor eens en altijd heeft verbonden met mensen.
De waarheid kan niet in het midden liggen
Beide geloofsvisies spreken me aan, ik kan me er goed mee verstaan. Maar betekent dat dan dat Jezus voor mijzelf wel of niet de Zoon van God is? Daar kom ik niet uit. Het liefst laat ik de waarheid in het midden, maar dat antwoord is geen optie. Ook de boeken die ik raadpleeg, geven aan dat hier een knoop moet worden doorgehakt. Zowel zij die vinden dat Jezus de Zoon van God is als zij die hem zien als bijzonder mens pleiten voor hun standpunt. Een boek dat voor beide standpunten pleit, vind ik niet. In ‘En wie ben ik volgens jullie?’ zoek ik mijn eigen weg, mijn eigen antwoord op de vraag wie Jezus is voor mij.
Twee filosofen helpen me. Hans-Georg Gadamer legt me uit hoe ik mijn deskundigheid kan vergroten met behulp van de visies van anderen. Door te onderzoeken wat zij over een onderwerp hebben geschreven, raak ik ingevoerd in de thematiek. Ik ga als het ware met hen het gesprek aan. Gaandeweg zal ik daarbij ontdekken dat ons perspectief op de zaak verschilt, bijvoorbeeld doordat wij er vanuit verschillende contexten naar kijken. Dat leidt, aldus Gadamer, tot een moment waarop ik de gedachten van de anderen niet langer kan volgen. Dan is het zaak om met behulp van een scherpe vraagstelling en goede afwegingen te bepalen wat volgens mij de juiste weergave is van het onderwerp waarnaar ik onderzoek doe.
Er zit een grens aan hoever je iemand kunt volgen
In het tweede hoofdstuk van ‘En wie ben ik volgens jullie?’ ga ik met Gadamers werkwijze aan de slag. Ik onderzoek hoe zes deskundigen de uitspraak uitleggen dat Jezus de Zoon van God is. In de zevende paragraaf van het tweede hoofdstuk vat ik samen tot hoever ik hen kan volgen en waar ik op afstand van hen sta.
De tweede filosoof die me helpt, is Jacques Derrida. Hij overtuigt me ervan dat ik kritischer op mijn gesprekspartners moet zijn dan Gadamer aangeeft. Net als ik hebben zij immers maar een beperkt begripsvermogen. Het is zaak om die beperktheid zichtbaar te maken, want daarmee laat je zien dat de werkelijkheid anders is dan zij die in hun werk presenteren. In het derde hoofdstuk van ‘En wie ben ik volgens jullie?’ inventariseer ik hoe Derrida hierbij te werk gaat. Voor zover mogelijk pas ik die werkwijze in het daarop volgende hoofdstuk toe op de gegeven interpretaties van de uitspraak dat Jezus de Zoon van God is. Wie weten wil hoe ik dat doe, vind een gedetailleerde uitleg in de zevende paragraaf van het vierde hoofdstuk. In de daaraan voorafgaande paragrafen inventariseer ik welke nieuwe gezichtspunten Derrida’s werkwijze me oplevert over het antwoord op de vraag of Jezus de Zoon van God is.
Mijn eigen antwoord op de vraag of Jezus de Zoon van God is
In het slothoofdstuk breng ik de opbrengst van mijn ontdekkingstocht samen in een eigen antwoord op de vraag of Jezus de Zoon van God is. Dat is een antwoord dat open blijft voor andere inzichten, want geloof vormt zich voor mij in gesprekken. Voor mij geldt Jezus als Zoon van God, maar tegelijk vind ik het belangrijk dat gesprekken in christelijke geloofsgemeenschappen ook gaan over de vraag òf dat zo is. Want alleen op die manier ontstaat inzicht waarom mensen deze uitspraak al dan niet onderschrijven en wat de waarde ervan is. Openheid voor het Joodse geloof is in het nadenken over Jezus Christus voor mij onontbeerlijk, omdat Jezus zelf, zijn Messias-zijn en zijn geloof erdoor zijn getekend. En het christelijk geloof is voor mij een waagstuk, dat berust op overgave.
Jezus zelf geldt daarin voor mij als voorbeeld, in hoe hij zich excessief, vol overgave en zonder achterhouden heeft overgegeven aan God, tot in de dood aan het kruis. Jezus zet alles op het spel voor God, wiens nabijheid bij mensen hij overal verkondigt en belichaamt. Dat Jezus is gestorven op een moment dat hij de nabijheid van God niet ervaart en dat God zijn godverlaten sterven accepteert, is iets dat ik niet kan begrijpen. Ik vind het vreselijk, net zoals ik het vreselijk vind dat God niets doet wanneer anderen, als Jezus, onschuldig lijden en sterven aan geweld. Jezus zie ik op dat moment de ‘vreze des Heren’ ingaan. Daar, in die vrees, vindt de hechtste verbondenheid van Jezus met God plaats, op afstand van het menselijk begripsvermogen.
Een aantal gemeenteleden vertelt me na afloop het boek te gaan lezen. Ik ben benieuwd naar hun bevindingen.
(foto: Gerrit Elings)